Premium Dog Food Made in Germany

Typische voedingsfouten

Voor je hond is alleen het beste goed genoeg - zeker als het over zijn voeding gaat.

Hoe meer je over het onderwerp gezonde hondenvoeding leest, hoe vaker je waarschijnlijk verschillende en soms tegengestelde meningen tegenkomt, waaronder vaak ook voedingsfouten. We bezorgen je een overzicht van alle soorten voeding en bespreken de vaakst voorkomende voedingsfouten.

Mythe 1: “Honden hebben hoofdzakelijk vlees nodig, omdat ze van de wolf afstammen.”

Het klopt dat de wolf de gemeenschappelijke voorvader is van onze huidige gedomesticeerde hond en dat wolven overwegend vlees eten. Het klopt ook dat jouw hond vlees nodig heeft. Maar uitsluitend vlees voeren, is niet geschikt voor honden en dat is meteen één van de vaak voorkomende voedingsfouten. Gedomesticeerde honden leven als duizenden jaren samen met mensen en hebben zich gedurende die tijd aangepast aan andere voedingsgewoonten. Zo kunnen honden bijvoorbeeld veel beter koolhydraten verteren dan een wolf. Ook het dagelijkse leven van je hond is lang niet meer te vergelijken met dat van een wolf. Hij moet zelf niet meer jagen op een prooi en beweegt veel minder dan zijn wilde voorouders. Zijn behoefte aan eiwitten, vet en energie ligt dan ook beduidend lager. Voeding voor je hond moet dus vlees bevatten, maar een te vleesrijke voeding kan gezondheidsproblemen voor de nieren en de lever veroorzaken. Het komt dus aan op de juiste mix van eiwitten, koolhydraten, vetten, voedingsvezels, mineralen en vitaminen.

Mythe 2: “Graan is een goedkope vulling in voeding en veroorzaakt allergische reacties.”

Graan heeft vaak een slechte naam als het over voeding gaat. Velen beweren dat graan allergische reacties zou uitlokken, anderen zeggen dat het een negatief effect zou hebben op ziektes zoals diabetes of artrose. Feit is dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor deze beweringen. Bovendien wordt slechts ca. 5 procent van de allergische reacties veroorzaakt door één enkel ingrediënt. Graan dient als belangrijke bron van voedingsstoffen, want naast koolhydraten als energiebron bevat het ook eiwitten, voedingsvezels en belangrijke sporenelementen en vitamines. Voedingsvezels vormen de basis voor een optimale werking van de darmen en een gezonde darmflora.

Mythe 3: “Voeding met een groot vleesaandeel is sowieso voeding van hoge kwaliteit.”

Een groot vleesaandeel is geen kwaliteitscriterium voor goede hondenvoeding. Aan de ene kant bestaan er speciale recepturen zoals nierdieetvoeding of seniorvoeding die doelbewust geen grote hoeveelheid eiwitten bevatten. Aan de andere kant zijn de begrippen vlees en vleesaandeel niet duidelijk gedefinieerd. Elke producent kan dit anders interpreteren. Terwijl wij mensen bij vlees denken aan spiervlees, is vlees voor een beenhouwer alle stukken van een slachtdier die de mens kan opeten, met andere woorden dus ook zwoerd, spek, kluiven, ossenstaart en organen zoals tong, hart of lever. Voor de voeding van honden is het trouwens meer dan zinvol om niet enkel de spieren, maar ook andere delen in de voeding te verwerken, want ook wolven verorberen hun prooi zo goed als volledig. Het pure spiervlees maakt dus slechts een klein deel uit van hun voeding. Het maakt bovendien ook een groot verschil uit of de vermelding van het vleesaandeel betrekking heeft op verse of op gedroogde ingrediënten (bv. vermelding ‘lamsvlees’ of ‘lamsvlees, gedroogd’). Verse ingrediënten bevatten immers erg veel water en doen het vleesaandeel daardoor op het eerste gezicht groter lijken. Voor een directe vergelijking van verschillende producten zou de vermelding ‘aandeel dierlijke proteïnen in het totale hoeveelheid proteïnen’ ideaal zijn. Dit wordt vaak door fabrikanten gebruikt als kwaliteitsmaatstaf en vermeld. Het vermelde gehalte ruwe proteïne omvat naast het aandeel eiwitten ook plantaardige proteïnen. Hier vind je meer informatie over het onderwerp ‘Ingrediënten: wat zit er in voeding?’

Mythe 4: “BARF is gezonder voor een hond”

Er bestaat geen wetenschappelijk bewijs dat BARF (bone and raw food of biologisch natuurlijke rauwe voeding) voor honden algemeen gezonder is. Net als bij elke vorm van voeding, verdraagt ook niet elke hond rauwe voeding. Bovendien lust niet elke viervoeter zijn voeding rauw. Daarnaast loopt een hond bij overmatige opname van eiwitten het risico op overbelasting van de nieren en de lever. Onderzoek heeft zelfs aangetoond dat 9 op 10 zelf samengestelde BARF-porties grote en kleine voedingsfouten bevatten. Aan de voedingsstofbehoefte van je hond (afhankelijk van leeftijd, ras, geslacht enz.) kan pas worden voldaan, wanneer de verhouding tussen vlees, organen, groenten, fruit en oliën precies op hem is afgestemd. Als je de passende BARF-portie voor jouw hond wil berekenen, is het dus aanbevolen om een specialist om raad te vragen om voedingsfouten te vermijden.

Mythe 5: “Met de juiste voeding kun je allergische reacties bij een hond voorkomen.”

In principe kan je hond een allergie ontwikkelen voor elk voedingsbestanddeel en bovendien ook voor nagenoeg elke andere substantie in zijn omgeving. Als je alle gevallen van allergieën bij elkaar optelt, komen allergische reacties op voedingsbestanddelen bij honden relatief zelden voor. Om überhaupt een allergie te ontwikkelen, moet het organisme minstens één keer in contact gekomen zijn met het allergeen. Dat betekent dat een hond enkel allergisch kan reageren op voedingsbestanddelen die hij al eens gegeten heeft. Als je van jongs af aan een bepaald voedingsbestanddeel vermijdt, dan kan je hond simpelweg geen allergie ontwikkelen voor dat ene bestanddeel, maar wel voor alle andere stoffen die hij met de voeding opneemt. Daarom is het niet zinvol om zonder enige welbepaalde (medische) reden afzonderlijke bestanddelen in voeding volledig uit de weg te gaan. Hier vind je meer informatie over het onderwerp allergieën en voedselintoleranties bij honden.

Mythe 6: “Bietenmelassesnippers betekenen dat er veel suiker in de voeding zit.”

Bietenmelassesnippers zijn wat er overblijft nadat de meeste suiker werd onttrokken aan de bieten. Er is inderdaad een verschil tussen ongemelasseerde, dus suikerarme en gemelasseerde (suikerhoudende) bietenmelassesnippers. Droogvoer voor honden bevat echter de suikervrije bietenmelassesnippers. Vraag je je af wat ‘suikerarm’ concreet betekent? Hier is een voorbeeld: In 100 g droogvoer zit slechts 0,2 g suiker. Zo weinig dat bietenmelassesnippers zelfs in speciale dieetvoeding zoals diabetesvoeding verwerkt zitten. Bietenmelassesnippers dienen bovendien als waardevolle bron voor de oplosbare vezelstof pectine, dat de ontwikkeling van stabiele darmflora ondersteunt en de kwaliteit van de uitwerpselen verbetert.

Mythe 7: “Koudgeperste voeding is beter, omdat de voedingsstoffen niet zo verhit worden.”

worden.” Bij koudpersen worden er temperaturen tot 82 °C gebruikt. De fijn gemalen grondstoffen worden daarbij door druk in hun vorm geperst. Zo ontstaan vaste, zware voedingspellets. Groot nadeel: de keuze van grondstoffen die geschikt zijn voor dit proces is technisch beperkt. Bovendien worden ook bij dit productieproces de grondstoffen voorafgaand aan het proces verhit om alle kiemen te doden.

Bij de productie van brokken via een proces met hogere temperaturen (kookextrusie) worden de ingrediënten voor een korte tijd verhit tot ongeveer 130 °C. Dit proces heeft niet enkel het voordeel dat er meer geschikte grondstoffen zijn, maar de koolhydraten in de voeding worden op die manier erg goed opgelost, waardoor je hond ze optimaal kan verteren. Ze ploppen echt open, wat je goed kan zien aan de poriën op de brokken. Door deze poriën kunnen de verteringssappen bovendien gemakkelijker overal bij. Dankzij dit hitteproces kan de voeding langer worden bewaard, want eventuele kiemen werden door de verhitting gedood. Vitamines, sporenelementen en mineralen die niet in voldoende mate in de voeding zitten, moeten overigens bij beide productieprocessen nog aangevuld worden.

Mythe 8: “Dierlijke bijproducten zijn minderwaardig afval.”

De slachtproducten die tijdens de productie van dierenvoeding worden verwerkt, zijn strikt bepaald in het voedingsmiddelenrecht en bestaan hoofdzakelijk uit spiervlees, organen, huid, bindweefsel, kraakbeen en botten. Dit komt veel dichter in de buurt van het natuurlijke voedingsschema van je hond dan puur vlees. Het gebruik van dierlijke bijproducten volgens het voedingsmiddelenrecht is bovendien uit ethisch en ecologisch oogpunt nuttig, omdat er zo veel mogelijk delen van een geslacht dier worden gebruikt. Bestanddelen van een geslacht dier die een risico vormen voor de gezondheid mogen nooit in dierenvoeding worden verwerkt.

Mythe 9: “Honden moeten hun tanden niet poetsen.”

Over het algemeen is het beter om de tanden van je hond goed te verzorgen. Tandproblemen en tandsteen bij honden kunnen absoluut ernstige gevolgen hebben. De bacteriën in tandplak veroorzaken met de tijd tandvleesontstekingen. Na verloop van tijd trekt het tandvlees zich daardoor terug en loopt je hond het risico om tanden te verliezen. De bacteriën richten echter niet enkel lokaal schade aan in de muil, maar kunnen via het bloed ook in organen zoals de lever, de nieren, het hart en de longen terechtkomen en hier schade aanrichten. Wat kun je dus doen om tandproblemen bij je hond te voorkomen? Idealiter laat je je hond van jongs af aan gewennen aan tandverzorging. Om zijn tanden te reinigen kun je bijvoorbeeld een vingerling gebruiken of de tanden van je hond poetsen met een geschikte hondentandenborstel of een speciale hondentandcrème. Zelfs dan nog kan het gebeuren dat er na verloop van tijd tandsteen wordt gevormd. Je dierenarts kan inschatten wanneer het tijd is voor een professionele tandreiniging.

Bei einem jungen Hund werden vom Tierarzt die Zähne kontrolliert

Bronnen:

Kohn, B., Schwarz G.: Praktikum der Hundeklinik. 12. Ausgabe, Thieme 2017
Meyer, H., Zentek, J.: Ernährung des Hundes: Grundlagen – Fütterung – Diätetik. 6. Auflage, Enke 2010